Een dialoog tussen een jongen en een veteraan van het
circus. (nee, de jongen hoeft geen jongen te zij, maar zo had ik t bij het schrijven toevallig in min hoofd zitten) Ze zitten op een hooibaal, aan de rand van de piste.
Jongen Deze
tent stinkt.
Veteraan Dat
is emotie.
Jongen Hij
is vaalroze.
Veteraan Dat
is doorleefdheid.
Jongen Die
scheur is weer gerepareerd.
Veteraan Jup.
Jongen Najah. Hij zit
weer vast. Duidelijk herkenbaar als scheur.
Met wat draad vastgezet.
Veteraan Flosdraad.
Mijn flosdraad.
Jongen Dat heb je zeker zelf
vastgezet.
Veteraan Nee. Ik zou het graag doen.
Zou
er mijn hart en ziel in leggen.
Maar die hoekjes daar kan ik niet
meer bij.
Jongen Heb
jij überhaupt nog tanden?
Veteraan Om
deze tent te redden wil ik mijn laatste ook wel opgeven.
Jongen Heb
jij nog iets behalve deze tent?
Veteraan Nee.
Ik had een papegaai.
Maar die praat
niet meer.
Jongen Er
zijn genoeg papegaaien die ooit praten.
Veteraan Deze
is dood.
Jij
hebt ook niks anders dan deze tent.
Jongen Ik
heb genoeg buiten deze tent.
Veteraan Je
eet hier. Je slaapt hier. Je schijt hier.
Dit is een ras.
Jongen Een
uitstervend ras.
Veteraan Wij
zijn hetzelfde ras.
Jongen Dan zijn wij een uitstervend
ras.
Stilte
Jongen Die
lui die straks daar gaan zitten.
En daar.
Daar.
En die wat exclusievere lui die straks daar gaan zitten.
Die
eten en slapen en schijten toch ook?
Veteraan Ja.
Maar wij eten en slapen en schijten hier.
Dat maakt ons een soort.
Jongen Moet
ik er trots op zijn dat ik bij ons soort hoor?
Veteraan Wij
hebben het recht hier te eten slapen en schijten.
Weinigen hebben die macht.
Elke avond proberen ze het.
Maar als wij klaar zijn weten ze niet hoe snel ze naar hun wereld terug moeten kruipen.
Jongen Moet
ik trots op ons soort zijn?
Veteraan Wij
eten slapen en schijten hier.
En wij kruipen nooit weg.
Wij
staan boven iedereen.
Bepaal zelf maar hoe trots je daar op bent.
Jongen Ademen
we niet allemaal dezelfde lucht?
Worden wij niet allemaal verlicht door dezelfde zon?
Veteraan Nergens
is de lucht zo puur als in deze tent.
Nergens schijnt de zon zo fel als op onze woonwagens.
Zij hebben aanvaard dat ze moeten
leven.
Stilzwijgend
hebben ze geaccepteerd dat ze om te overleven anderen nodig hebben.
Voortplanten is een vanzelfsprekendheid.
Ons soort is niet zo.
Ons soort doet.
Of heeft gedaan.
Jongen Toch
zijn t zijn geen slechte mensen, weet je dat.
Wat
beperkt in hun doen. Wat gedreven in hun laten.
Maar t zijn geen slechte mensen.
Wij mogen dan een soort zijn.
Maar toch doen ze me wel wat, die mensen.
Veteraan Het
zijn maar simpele wezens.
Jongen Simpele wezens
hebben ook zo hun aantrekkingskracht.
Ik vraag me wel eens af of ik moet terugkeren naar hun wereld.
Veteraan Waarom zou je naar hun wereld
willen?
Jongen Ook iedereen van ons soort
heeft zijn oorsprong in die wereld.
Soms vraag ik me wel af of ik ooit echt heb gekozen om bij deze wereld te willen horen.
Veteraan Je
zit naast mij in deze tent.
Je hebt al lang gekozen.