Ik
doe mijn jas aan.
Je staat
er nog steeds. Doodstil.
Mijn
hand blijft steken, bij de rits van mijn jas.
Je
haren in de war.
En je
ogen zo flets.
Je
bent zo stil.
Het
huilen lukt niet.
En
ik wil je vasthouden.
Maar
ik weet niet hoe.
Want
ik heb die stomme jas al aan.
En
ik moet, ik wil, mijn jas uit doen.
Want
iemand vasthouden met zo’n stomme jas als ik heb. Dat kan helemaal niet.
Ik
dacht dat.
Dat
verdriet of treurigheid.
Dat
het zou schrijnen.
Maar
het is dof. En leeg. En niks.
Maar
hoe je naar me kijkt.
Hoe
je daar staat en wacht.
Hoe
je niet weet wat er met je gebeurt.
Hoe
ik het begrijp.
Dat
ik het weet.
Dat
je het niet hoeft uit te leggen.
En ik
weet dat je het niet wilt horen.
Maar
je bent zo mooi.
Wat
ben je hartverscheurend mooi.
-V
Geen opmerkingen:
Een reactie posten